Geschiedenis van het bier

Reeds eeuwenlang worden Vlamingen geassocieerd met stevige drinkers. Tijdens het Ancien Regime was er in Cadiz (Spanje) een straat met de betekenisvolle naam "Flamencos Borrachas". In Portugal kende men de uitdrukking "bebado como un flamengo a meia noite" (zo zat als een Vlaming te middernacht). Dit gezegde sloeg niet zo zeer op een buitensporig drankverbruik, als wel op het luidruchtige gedrag van de dronken persoon. Het is in deze context dan ook normaal dat bier in onze contreien altijd al een belangrijke rol heeft gespeeld.

De uitvinding van het bier danken we aan de bewoners van Mesopotamië (zo'n 9000 v. Chr.). De eerste verwijzing naar " gegist gerstennat " vinden we op Soemerische schrijfplankjes. Bepaalde historici beweren dan weer dat we de uitvinding van het bier in onze contreien moeten situeren. Zij beschouwen de toevoeging van hop aan de drank als onontbeerlijk en wijzen erop dat het "hopbier" etymologisch is ontstaan in Vlaanderen. We vinden het daar voor het eerst terug rond 1270. Daarenboven is Sint Arnoldus ook een Vlaamse heilige afkomstig uit Pamel of Tiegem (bij Oudenaarde). We volgen hier echter de eerste visie, daar deze door de grootste groep historici en bierkenners onderschreven wordt. Bier was heel belangrijk voor de eerste beschavingen en werd aan verschillende goden en godinnen (de maaltijd bereiden behoorde tot de vrouwentaken) toegeschreven. Van 1800 v. Chr. dateert "De hymne aan Ninkasi" een Soemerisch gedicht opgedragen aan de godin van het bierbrouwen. Van Ninkasi is ook het oud-Babylonische woord voor bier "kas" afgeleid, wat letterlijk bierbrood betekende. Men gebruikte immers brood om als beslag te dienen tijdens het brouwen. Bier was voor de Babyloniërs niet enkel beperkt tot de lagere sociale lagen, maar evenzeer verspreid aan het koninklijk hof. Er was een koninklijk bier dat men "kasnaglugal" noemde. Een andere hoogstaande beschaving, zijnde de Egyptische, kende ook een belangrijke biercultuur. Volgens de Egyptenaren was het bier uitgevonden door de godin Hathor, maar werd het bier gemaakt door een andere godin, Menqut. De Egyptische bieren luisterden naar de betekenisvolle namen als "vriendenbier," "bier van de beschermheer" en "bier van de godin Maat" . Zoals uit het bovenstaande blijkt was bier en niet wijn de eerste fakkeldrager van de civilisatie.

Vanuit het Midden Oosten werd het graan, en dus ook het bier, door de Feniciërs naar andere landen gebracht. Uit Beieren en Bohemen verspreidde de brouwtechniek zich verder noordwaarts en in de richting van de Britse eilanden. Het brouwen was onderdeel van het huishouden en dus de taak van de vrouw. Het is pas in de vroege middeleeuwen wanneer de kloosterorden uitzwermden over heel Europa dat zij de taak van bierbrouwen op zich namen. In meer noordelijke gebieden was er immers geen mogelijkheid om wijnstokken te planten, waardoor de kloosterlingen geen wijn konden verbouwen. In de biografie van de Heilige Columbanus (589-610) staat bier opgetekend als de drank die "wordt gebrouwen van tarwe- en gerstenat en in alle landen van de wereld-behalve bij de Scordiscae en Trojanen die langs de kusten van de oceaan wonen-wordt genuttigd, van Gallië, Brittanië, Ierland tot in het land der Germanen en soortgelijke volken." De monniken brouwden bieren met een verschillend alcoholgehalte naargelang de gelegenheid waarvoor het bier moest dienen. De pachters werden ten dele uitbetaald in een bier met het laagste alcoholgehalte. De monniken reserveerden voor zichzelf en hun belangrijkste gasten een bier met een hoger alcoholgehalte. Soms werden er nog "zwaardere" bieren gebrouwen voor zon- en/of feestdagen.

Aan het einde van de 12de eeuw namen herbergen, in de steden en langs belangrijke wegen, meer en meer de taak van de huisvrouw en abdijen over. Van allerlei granen o.a. gerst, tarwe, rogge, haver en boekweit maakten ze een troebel bier (nu gekend als "witbier"). Dat brachten ze op smaak met een kruidenmengsel dat ze "gruyt" noemden. Het hoofdbestanddeel van gruyt was gagel. De andere kruiden verschilden van stad tot stad. De meest gebruikte waren rozemarijn, koreander, duizendblad, jeneverbes, kaneel, anijs, kruidnagel, salie, saffraan, laurier, rozemarijn, etc.. Door het kruidenmengsel te veranderen, verkregen ze een eerste vorm van smaakverscheidenheid.Omdat de locale machtshebbers geld gezien hadden in "gruyt" onderwierpen ze het gebruik ervan aan het "gruytrecht." Enkel bepaalde families hadden het recht om gruyt te maken en alle brouwers werden verplicht hun gruyt bij hen te betrekken. Om een beeld te hebben van de immense macht die de families hierdoor verwierven, moeten we maar aan de pracht en praal van de gevel van het huidige gruuthuse-museum te Brugge.

In de 14de eeuw maakte Brabant kennis met het hopbier. De Duitse keizer, Karel IV, verplichtte in 1364 deze « Novus Modus Fermentandi Cervisiam » en Brabant dat tot het Duitse Rijk behoorde legde zich toe op deze methode. Daarom zijn de bieren met hoge gisting vooral Brabantse specialiteiten. In Vlaanderen was er meer tegenstand van de gruyters, ondanks dat men in Vlaanderen al langer het hopbier kende. In Vlaanderen bleef het gruytrecht het gebruik van hop verboden, de gisting van het bier bleef daar gebeuren met een mengeling van gist en tal van bacteriën, waaronder de melkzuurbacterie. Daarom dat Vlaanderen de bakermat is van de "Vlaamse" bruinbieren van gemengde gisting. Uiteindelijk werd het hopbier door iedereen aanvaard. De gruyters kregen een geldelijke vergoeding zonder nog gruyt te moeten leveren. Het gebruik van hop verbeterde de kwaliteit van het bier enorm, want hop remde, in tegenstelling tot het gruyt, selectief de groei van bacteriën af. De gistflora kon alzo de bovenhand nemen.

De periode van de 15de en 16de eeuw werd ook wel eens de Gouden Eeuw van het Bier genoemd. Bier drinken was veel gezonder dan het toenal vervuilde water (water drinken was in sommige steden opgenomen bij de straffen). Daarom beschermde de overheid de kwaliteit ervan en schreven de magistraten zeer gedetailleerde brouwvoorschriften uit. Het gevolg was dat elke stad zijn eigen smaakprofiel kreeg. Rond 1500 bereikte de bierconsumptie in Europa een hoogtepunt: de gemiddelde inwoner consumeerde zo'n 300-440 liter bier per jaar. Hoewel het bier meestal voor plaatselijke consumptie was, werd de overproductie naar de steden gebracht waar men nooit genoeg van dit edele vocht had. Hoegaarden had rond 1550 afnemers in Brussel, Leuven en Diest. In Beieren werd in 1516 het Reinheitsgebot aangenomen, hierdoor legde men in Beieren op dat alleen gerst, hop en water mochten gebruikt worden voor het brouwen. Dit deed Willem IV niet enkel uit bezorgdheid voor de kwaliteit, maar in de eerste plaats omdat de hertog de belangrijkste leverancier was van gerst. Langzaamaan zou dit gebod gaan gelden voor heel Duitsland (in 1871). Brabant behoorde dan natuurlijk niet meer tot Duitsland, maar toch heeft dit gebot een invloed gehad op één van de meest verbruikte biersoorten in België, namelijk de Pils Bieren.

In de 17de en 18de eeuw werd bier het doelwit van taxatie, waardoor de bierconsumtpie afnamen. Abdijen bleven echter gespaard en bleven daarom bier maken dat zwaar van alcoholgehalte was. Ook de twee vrijsteden Hoegaarden en Lembeek waren vrij van accijnsheffing. Niet te verwonderen dat beide steden toen een grote concentratie aan brouwerijen kenden. Een andere factor die de consumptie-afname bevorderde, was gestaagde opmars van vele nieuwe "exotische" dranken, als koffie, thee en cacao. Toch waren er ook positieve tendesen vast te stellen, vanaf 1730 steeg de afzet van steden als Leuven, Diest en Hoegaarden. Dit kwam door de goede oogsten, maar vooral door de verbetering van de verkeersinfrastructuur. Iets waaraan de brouwers ool een handje aan toestaken: de Leuvense brouwer Willem Vranckx, was zo één van de promotors bij het graven van het kanaal naar de Rupel (1750-1758).

In de 19de eeuw trad een belangrijke innovatie in de bierwereld plaats. Een zekere Josef Grolle brouwde te Pilzen een blond laaggistingsbier, vandaag bekend als Pils bier, dat langzaam de wereld zou veroveren. De Franse Revolutie wijzigde ook grondig de biercultuur . Vooreerst werden de taxvoordelen van abdijen en bepaalde steden afgeschaft. De brouwerijen van Hoegaarden en Lembeek verplaatsten zich dichter naar hun markten toe en verdwenen geleidelijk ter plaatse. Tevens werden de kloosters werden vernietigd of verbeurd verklaard. Veel brouwers kochten deze kerkelijke bezittingen op. De Leuvense brouwerij Artois schafte zich zo het Grijzezustersklooster aan. De Trappisten, een richting binnen de cisterciënzerorde, hervatte het bierbrouwen in de loop van die eeuw. In 1852 legt een nieuwe Brouwerijwet vast dat per brouwsel tenminste 300 kg. grondstoffen dienen gestort te worden om de controle van accijnsheffing te vergemakkelijken. Deze maatregel deed vele huisbrouwerijen verdwijnen. Andere konden daardoor sterk groeien.

De 20ste eeuw is een periode van vele wetenschappelijke en technologische uitvindingen waardoor de brouwerswereld in een stroomversnelling raakt. De koudemachines maken het nu mogelijk bier te laten gisten aan lagere temperatuur met "lage gisten" uit München (Duitsland) of Pilzen (Tsjechoslowakije). Door de lage gistingstemperatuur en de effecten van de hop werd bacteriegroei belemmerd en de kwaliteit van het bier was regelmatiger. De eenwording van Europa deed bij de grote brouwerijen de idee ontstaan om de thuismarkt te consolideren. Artois, dat al vele Leuvense brouwerijen had overgenomen, smolt in 1988 samen met Piedboeuf, Interbrew was geboren. Later legde het concern zich toe op de speciaalbieren en nam daarvoor in 1989 de brouwerij Van Hoegaarden en in 1990 brouwerij Belle-vue over, die zelf al enkele Brusselse brouwerijen had overgenomen. Maes zag dan weer heil in een samenwerking met de brouwerij Alken. In 1989 ging Alken-Maes een joint-venture aan met de brouwerij De Keersmaeker. Deze concentraties hadden tot gevolg dat veel middelgrote brouwerijen de concurrentie niet aankonden, doordat de grote concerns brouwerijcontracten afsloten met de cafés. Deze laatsten werden in ruil voor investeringen van de brouwerij in het café verplicht zich in hoofdzaak bij die brouwerij te bevoorraden. De middelgrote brouwerijen waren dus gedwongen te verdwijnen of overgenomen te worden. Diegenen, die overbleven, overleefden door zich te specialiseren op de plaatselijke markt of op het buitenland. In 1998 telde België 110 brouwerijen, goed voor een productie van 14.104.566 hl. Daarvan was 4.824.781 hl. bestemd voor de export, waarvan meer dan 4.590.000 hl. bestemd was voor landen binnen de Europese Unie.

bron: link

Advertenties

Top10 populaire bieren

Menu overzicht

Belgisch-bier.nl is sociaal bezig! Alle Belgische bieren, brouwerijen en de volledige geschiedenis in één overzicht.

Blijf op de hoogte van alle nieuwtjes bij belgisch-bier.nl en volg ons via twitter.com/belgischbier